Ik wil graag meer zichtbaar zijn in mijn werk, maar ik durf niet altijd. Wat als mensen denken dat ik arrogant ben? Dat ze me een betweter zouden vinden? Of dat ik een teleurstelling ben?
Met deze gedachten begon dit schrijfsel meer dan een week geleden. En gaandeweg besefte ik: hier zit ik zelf in patronen waarmee ik anderen help doorbreken. En die patronen zorgen dat er enkele negatieve zelfbeelden in stand gehouden worden die ik eigenlijk niet wil.
Even vooraf: Dit schrijfsel is een momentopname van enkele inzichten en strategieën die ik aan het oefenen ben. Dit gaat over gedrag in bepaalde situaties, niet over wie ik “ben” of mijn identiteit. Ik ben niet mijn gedrag. Bijvoorbeeld: door te zeggen “ik ben introvert” creëer ik een vast zelfbeeld, maar door te zeggen “ik doe soms aan introvert gedrag” behoud ik mijn vrijheid om ook anders te zijn. Deze nuance tussen zijn en doen maakt het verschil tussen gevangen zitten in een identiteit en vrij bewegen in het leven.
Mijn patronen en wat eronder ligt
Mijn angst om me zichtbaar te maken lijkt sterk verbonden met wat ik verwacht dat anderen over mij zullen zeggen. Maar als ik heel eerlijk ben, gaat het niet alleen om wat anderen van me vinden – het gaat om de overtuigingen die ik diep van binnen over mezelf heb.
Mijn pijnlijke stemmetjes die ik liever niet hoor – die bij mij lijden veroorzaken:
“Ik ben eigenlijk een teleurstelling”
“Mensen vinden me vervelend als ik me te veel laat zien”
“Ik ben niet goed genoeg”
“Als ik me volledig laat zien, gaan ze me niet meer waarderen”
Vooral als ik die eerste uitspreek – “ik ben een teleurstelling”. Wat er dan gebeurt in mijn lichaam… het staat als het ware aan. Het voelt echt pijnlijk aan. Dit wil ik niet zijn roept heel mijn lijf!
Het gevolg is dat ik mezelf af en toe kleinhoud uit angst voor oordeel. Vooral van mensen naar waar ik opkijk of hoger in hiërarchie staan, die ‘het’ blijkbaar al bewezen hebben (ondertussen ben ik van deze mening al wat genezen, want die prutsen ook maar wat). Langs de andere kant wil ik hun goedkeuring, wil ik bewijzen dat ik ook waardevol ben, dat ik ondanks mijn bescheidenheden en eenvoudige afkomst het ook kan.
Voor mij zijn er twee patronen aan het werk die elkaar letterlijk tegenwerken:
Faalangst <<<<<<<< IK >>>>>>>> Bewijsdrang
Bewijsdrang komt voort uit de behoefte om mijn waarde, competentie of gelijk te bewijzen aan mezelf of anderen. Maar nu besef ik: het is eigenlijk een gigantische compensatie voor het gevoel (lees: oordeel) “ik ben een teleurstelling”. Het kan positief zijn – het drijft me om te produceren en doelen te bereiken. De valkuil is wanneer ik constant oordeel dat ik me moet bewijzen dat ik goed genoeg ben. Dan duw ik op mijn gaspedaal. Of ga ik dingen te lang doen die ik eigenlijk al lang niet meer graag doe. Dit is voor mij een zeer oud herkenbaar en terugkerend patroon. Het lag denk ik ook aan de basis van een burn out enkele jaren geleden, maar uiteraard was dat ingewikkelder dan dit eenvoudige causaal verband.
Faalangst is specifiek de angst om te falen, teleur te stellen of niet aan verwachtingen te voldoen. Eigenlijk de angst om mijn diepste overtuiging bewaarheid te zien worden: dat ik inderdaad een teleurstelling ben. Dit werkt soms zeer verlammend en zorgt dat ik bepaalde uitdagingen vermijd. Ik maak mezelf soms wijs dat ik moet wachten. Wachten tot ik meer ervaring krijg. Wachten tot ik zeker weet dat ik goed genoeg ben. Wachten tot die angst voor oordeel weg gaat vallen.
En voor de volledigheid: soms is wachten echt nodig omdat het ding waarmee ik bezig ben nog niet rijp is. Maar wachten betekent ook dat ik geen fouten kan maken. En daar dus geen feedback van kan krijgen om me te verbeteren.
De overlap zit hem erin dat ik bij sterke bewijsdrang ook faalangst heb ontwikkeld omdat het falen zou betekenen dat ik mijn waarde niet kan aantonen. Of erger nog: dat het zou bewijzen dat ik inderdaad die teleurstelling ben die ik diep van binnen vrees te zijn.
Het verschil is dat bewijsdrang mij naar actie kan drijven >>>> (soms ten koste van mijn gezondheid), terwijl faalangst mij juist kan tegenhouden <<<< (soms met stress omdat ik iets wat ik wil toch maar niet durf). Bewijsdrang zegt “ik moet laten zien dat ik het kan”, faalangst zegt “wat als ik het niet kan?”. Beide worden gevoed door hetzelfde onderliggende gevoel: “Ik ben niet goed genoeg zoals ik ben.”
En die gedachten en bijhorende emoties zijn dus nogal tegenstrijdig als het gaat om handelen. Dat gaat maar heen en weer.
Een oorlog in mezelf
Het bijzondere is dat bewijsdrang een motivator voor me was. Deze overtuiging maakte dat ik ben waar ik wil zijn nu sta. Het bizarre is dat hetzelfde patroon dat me succesvol maakte, een valkuil bleek te zijn. Mijn bewijsdrang dreef me naar prestaties én naar uitputting. Het was alsof ik een Ferrari had maar alleen wist hoe ik vol gas moest geven – fantastisch voor snelheid, rampzalig voor bochten.
Wanneer mensen naar mijn mening niet voldoende zagen wat ik deed of als ik oordeelde dat bepaalde mensen mij zelfs gingen tegenwerken, waren deze oordelen een ware bron van frustratie en lijden. Want dan leek mijn grootste angst bewaarheid te worden: ik ben inderdaad niet de moeite waard.
Lange tijd was ik in oorlog met mijn bewijsdrang. Ik vond het eigenlijk een zwakte, iets om me voor te schamen. “Waarom kan ik niet gewoon mijn ding doen zonder constant bevestiging nodig te hebben?” vroeg ik me af. Ik heb hier echt lange tijd mee geworsteld. Maar eigenlijk was ik in oorlog met het feit dat ik me diep van binnen een teleurstelling voelde. De bewijsdrang was slechts het symptoom.
Deze innerlijke strijd maakte alles alleen maar erger. Hoe meer ik tegen mijn bewijsdrang vocht, hoe meer ik mijn onaangename emoties in stand hield. Het was alsof ik een structureel conflict had gecreëerd: ik wilde niet die teleurstellende persoon zijn, maar kon ook nooit echt bewijzen dat ik het niet was.
Mijn NEEN-verhalen, verhalen in oorlog:
“Ik mag me niet te veel laten zien, want dan vinden mensen me arrogant” (want dan wordt bewezen dat ik vervelend ben)
“Ik mag geen fouten maken als ik iets deel” (want dan wordt bewezen dat ik een teleurstelling ben)
“Als belangrijke mensen me afkeuren, ga ik me waardeloos voelen” (want dan krijg ik bevestiging van wat ik al vrees)
“Mijn bewijsdrang is iets slecht waar ik me voor moet schamen” (want het toont aan dat ik inderdaad niet goed genoeg ben)
Geen wonder dat deze gedachten een lijdensweg veroorzaakten van frustratie, angst en schaamte.
Het probleem is niet zozeer de angst zelf, maar mijn verzet tegen die angst en schaamte. Door te weigeren te accepteren dat die emoties erbij horen, maak ik het alleen maar groter. En door te vechten tegen het idee dat ik een teleurstelling ben, houd ik dat gevoel juist in leven.
Maar wat als…
Wat als het patroon dat me al jaren tegenhoudt, eigenlijk mijn grootste kracht is? Wat als mijn bewijsdrang niet iets is om tegen te vechten, maar iets om te omarmen? En wat als die pijnlijke overtuiging “ik ben een teleurstelling” niet mijn grootste angst is, maar mijn grootste bevrijding zou kunnen worden?
In deel 2 vertel ik je over de doorbraak die alles veranderde – en hoe je van oorlog naar vriendschap met jezelf kunt gaan.
PS: Herken je iets van dit verhaal? Welk patroon houdt jou tegen dat misschien eigenlijk je kracht zou kunnen zijn? Ik ben benieuwd naar je ervaringen – je mag altijd reageren!

Mijn aanname: Vaak zit ons grootste obstakel niet buiten onszelf, maar in onze eigen gedachten en de oordelen dat we over onszelf vellen. Soms zetten we oude patronen en strategieën, ontstaan door ervaringen uit het verleden in als bescherming, maar houden we onszelf daarmee juist tegen en komen we vast te zitten. We gebruiken ze als het ware in de verkeerde richting. En soms schieten patronen door om negatieve zelfbeelden dat we niet willen aanvaarden, toe te dekken of te verbergen.
In dit artikel probeer ik deze aanname en theorie in het echte leven uit te werken en heb ik mezelf als subject genomen.